In het kader van het maatschappelijk belang is het wenselijk dat iedereen wordt toegelaten tot de integrale schuldhulpverlening. Daartoe geldt de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).
Gemeenten die het noodzakelijk vinden om een inwoner niet toe te laten tot de integrale schuldhulpverlening, moeten uitzonderingen op de hoofdregel opnemen. Hierbij moet de door de gemeente geformuleerde doelstelling van integrale schuldhulpverlening in acht worden genomen. Het is niet wenselijk om bijvoorbeeld alleen inwoners toe te laten waarbij een groot slagingspercentage verwacht wordt.
Een gemeente moet bij het opstellen van beleidsregels nadenken over de consequentie van het afwijzen van hulp aan een inwoner. Sommige mensen kunnen nergens anders terecht. Afwijzing draagt dan niet bij aan de bevordering van participatie aan de maatschappij. Naast aandacht voor het oplossen van de schulden, moet de gemeente ook kijken naar de omstandigheden waarin de schulden zijn ontstaan.
In artikel 3 lid 2 Wgs is opgenomen dat het college een inwoner toegang kan weigeren tot de integrale schuldhulpverlening als er sprake is van recidive. Hiervan kan volgens de memorie van toelichting op het wetsvoorstel sprake zijn als een inwoner zich al meerdere keren tot de gemeente heeft gewend voor minnelijke schuldhulpverlening en het hem of haar te verwijten is dat dit geen resultaten heeft opgeleverd.
In artikel 3 lid 3 Wgs is bepaald dat het college de schuldhulpverlening in ieder geval kan weigeren als de inwoner fraude heeft gepleegd waardoor een bestuursorgaan financieel benadeeld is. De inwoner is daardoor onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld of is een onherroepelijke sanctie opgelegd, die beoogt leed toe te voegen.
Afwijzing voor gemeentelijke schuldhulpverlening moet een schriftelijke beslissing zijn. Dit is een beschikking op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is mogelijk om hier bezwaar op te maken of tegen in beroep te gaan. Let erop dat de afwijzing terug te leiden moet zijn tot de afwijzingsgronden die in de beleidsregels zijn opgenomen. Ook moet de beslissing voldoende gemotiveerd zijn. In de beleidsregels moet ruimte zijn om maatwerk toe te passen. Denk daarbij aan een hardheidsclausule. Bezwaar stel je in bij het college van burgemeester en wethouders, ook als de schuldhulpverlening wordt uitgevoerd door de Kredietbank of een externe partij.
Als het college het bezwaar afwijst, kun je in beroep gaan bij de rechtbank. Hierbij is de bijstand van een advocaat niet verplicht. Hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank stel je in bij de Centrale Raad van Beroep.
De volgende twee redenen zijn geen redenen om toegang tot gemeentelijke schuldhulpverlening te weigeren:
- Er is geen scheiding tussen de afdeling die gaat over de uitkeringen en de afdeling die de schulddienstverlening uitvoert; en
- De gemeente heeft niet voldaan aan haar beoordelingsplicht.
Gemeenten mogen als verplichte voorwaarde voor schuldhulpverlening stellen dat een schuldenaar bij gebrek aan een bewindvoerder deelneemt aan budgetbeheer. Een verzoek tot toelating is terecht afgewezen, omdat de schuldenaar het contract voor budgetbeheer niet wilde ondertekenen.
Als een schuldregeling via de gemeente of andere schuldondersteuner niet tot stand komt, dan kan je de rechtbank verzoeken om toegelaten te worden tot de Wsnp. Toepassing van de dwangvoorzieningen, zoals de voorlopige voorziening, het moratorium en het dwangakkoord gaan ook via de rechtbank.
De rechter bepaalt of een schuldenaar wordt toegelaten tot de Wsnp. Er gelden in ieder geval de volgende toelatingseisen:
- De schuldenaar woont, werkt of verblijft legaal in Nederland;
- De schuldenaar kan de schulden niet meer afbetalen of is al gestopt met afbetalen;
- De schulden zijn te goeder trouw ontstaan. Schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan, moeten minstens 3 jaar oud zijn;
- De schuldenaar moet voldoen aan de Wsnp-verplichtingen, door zich maximaal in te spannen om zoveel mogelijk vermogen te krijgen om de schuldeisers te betalen; en
- De schuldenaar heeft geprobeerd tot een minnelijke schuldregeling te komen.
Als je aan deze toelatingsvoorwaarden voldoet, kan het verzoek om de volgende redenen toch worden afgewezen:
- De schuldenaar is al toegelaten tot de Wsnp;
- De minnelijke schuldregeling is niet juist uitgevoerd; en
- De schuldenaar heeft een schuld als gevolg van veroordeling voor een misdrijf en deze schuld is jonger dan 3 jaar.
Voor (ex-)ondernemers gelden extra vereisten voor de Wsnp. Toegang tot de Wsnp wordt geweigerd als schulden niet te goeder trouw ontstaan zijn. Dat is het geval als er in de afgelopen 3 jaar:
- Geen boekhouding is bijgehouden en beschikbaar is; en
- Schulden zijn ontstaan aan het UWV of de Belastingdienst als gevolg van boetes, het niet nakomen van de aangifteverplichting of het niet afdragen van (omzet)belasting.
Daarnaast kan sprake zijn van verwijtbare schulden door onverantwoord ondernemen. Ook hierdoor kan toegang tot de Wsnp geweigerd worden.
Het is mogelijk om in hoger beroep te gaan nadat je bent afgewezen voor de Wsnp. Hiervoor is de bijstand van een advocaat noodzakelijk. Het beroep moet binnen acht dagen na de uitspraak van de rechtbank worden ingesteld bij het gerechtshof. Voor de advocaat kan een toevoeging rechtsbijstand worden aangevraagd. Hoger beroep bij het gerechtshof is ook mogelijk als de Wsnp tussentijds is beëindigd, als de Wsnp-regeling is aangepast of als de schuldenaar geen schone lei krijgt.
Redenen om de Wsnp tussentijds te beëindigen zijn bijvoorbeeld dat de schuldenaar niet voldoende meewerkt, geen informatie geeft, een boedelschuld laat ontstaan of nieuwe schulden laat ontstaan. De Wsnp-regeling zal bijvoorbeeld worden aangepast als de schuldenaar bij aanvang in verband met ziekte niet in staat is om te werken en daarom een sollicitatievrijstelling heeft gekregen. Bij herstel kan de rechtbank besluiten om wel een sollicitatieverplichting op te leggen.
De bewindvoerder in de Wsnp (of de schuldhulpverlener in het minnelijk traject) berekent een Vrij te laten bedrag (Vtlb). Dit is het bedrag waarvan de persoon in de schuldsanering moet rondkomen. Al het inkomen boven het Vtlb wordt overgemaakt naar een boedelrekening die de Wsnp-bewindvoerder (of schuldhulpverlener in het minnelijk traject) beheert.
De berekening van het Vtlb wordt vastgesteld door Bureau Wsnp in het rapport van de Werkgroep Rekenmethode Vtlb van Recofa. De wijzigingen worden bovendien toegelicht. Het rapport wordt tweemaal per jaar gepubliceerd.
Sinds 1 januari 2019 is een aantal wijzigingen in werking getreden op het gebied van private schuldbemiddeling. De wijzigingen luiden als volgt:
- Private schuldhulpverleners mogen schuldbemiddeling uitvoeren, zolang dit wordt gedaan in opdracht van en voor rekening van de gemeente. Hiervoor is artikel 48 lid 1 van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) gewijzigd;
- De partijen die werken in opdracht van de gemeente (en dus mandaat hebben), mogen de verklaring artikel 285 Fw ook afgeven. Dit geldt ook voor het indienen van een verzoek voor een breed moratorium of een dwangakkoord; en
- Naast gemeenten mogen ook andere specifieke en deskundige beroepsgroepen aan schuldbemiddeling doen én een verklaring artikel 285 Fw afgeven.
Sinds 2019 kunnen schuldenaren op de website www.schuldenwijzer.nl in één oogopslag de beslagen inzien die zijn gelegd door gerechtsdeurwaarders. Schuldenwijzer is gekoppeld aan het Digitaal Beslagregister (DBR). Door in te loggen met DigiD kunnen deze gegevens worden bekeken.
Op dit moment zijn alleen beslagen door gerechtsdeurwaarders op inkomen uit bijvoorbeeld loon of uitkeringen zichtbaar. Schuldenwijzer streeft ernaar om gegevens van de Belastingdienst, Gemeenten, CJIB en andere schuldeisers ook beschikbaar te maken.